Kleurspoelen (montessorimateriaal)
Montessori Studiecentrum
Het Montessori Studiecentrum is een professionele leergemeenschap voor Montessori onderwijs waar kennis wordt ontwikkeld, gedeeld en verspreid. Het doel is dienend te zijn aan onderwijsgevenden ten behoeve van de ontwikkeling van de leerlingen vanuit het gedachtegoed van Maria Montessori.
Trainingen en cursussen voor leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel worden verzorgd in het studiecentrum, op scholen en op externe locaties. Voor ervaren leraren geven we de tweejarige post-hbo opleiding “Leergang Montessori Meesterschap” (LMM). De leergang is landelijk erkend door het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland (CPION) en internationaal door de Association Montessori Internationale (AMI). De komende jaren wordt het Montessori Studiecentrum verder geprofessionaliseerd en wordt het aanbod uitgebreid. Dit vindt plaats in samenwerking met het voortgezet montessorionderwijs, de Nederlandse Montessori Vereniging (NMV) en de Association Montessori Internationale (AMI).
Het studiecentrum heeft professionele montessoritrainers en coaches die naast het geven van cursussen, trainingen en opleidingen kunnen worden ingezet voor kleine groepen of individuele begeleidingstrajecten op de scholen. Het studiecentrum is een platform voor onderwijsvraagstukken waar docenten, vaksecties en scholen terecht kunnen voor consultatie, coaching, training en montessorionderwijsontwikkeling en onderwijsontwerp. Er is de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten om kennis, expertise en informatie uit te wisselen en met elkaar in gesprek te gaan. Daarnaast biedt het centrum gelegenheid om lezingen te verzorgen.
Het Montessori Studiecentrum is onderdeel van de Montessori Scholengemeenschap Amsterdam.
Maria Montessori
Maria Montessori werd op 31 augustus 1870 geboren in Chiaravalle, een klein plaatsje bij Ancona, Italië. Na haar middelbare schooltijd kiest ze, ongebruikelijk in die tijd, aanvankelijk voor de studie
voor ingenieur, maar later voor de medicijnenstudie. Ze is daarmee een van de eerste vrouwelijke medicijnenstudenten van Italië en in 1896 de eerste vrouwelijke arts.
In november 1896 komt ze in het Santo Spirito-ziekenhuis in Rome in contact met ‘idiote’ kinderen. Ze ontdekt dat deze kinderen helemaal niet ‘idioot’ zijn, maar dat ze zich, volstrekt verstoken van enig speelgoed of leermiddel, nooit hebben kunnen ontwikkelen. Zij trekt zich het lot van deze kinderen aan. Ze verdiept zich in de psychologie en de pedagogie en ontwikkelt, geïnspireerd door het werk van de artsen Itard en Seguin, zintuiglijk ontwikkelingsmateriaal.
In 1898 wordt Maria Montessori directrice van een door de Italiaanse regering opgericht instituut voor de opleiding van onderwijzers voor geestelijk gehandicapte kinderen. Twee jaar later wordt zij docente aan het Regio Instituto Superiore Femminile di Magistero, een Hogeschool voor vrouwen in Rome. Ze werd belast met het onderwijs in hygiëne en de antropologie.
In 1904 wordt zij benoemd tot hoogleraar in de antropologie aan de Universiteit van Rome, een leerstoel die zij bekleedt tot 1916. Tegelijk schrijft zij zich in als student in de pedagogiek. In 1907 sticht zij in opdracht van de regering in de arme wijk San Lorenzo in Rome haar “Casa dei bambini” (kinderhuizen), waarin kinderen van wie beide ouders buitenshuis moesten werken, opgevangen en begeleid werden. Hier krijgt ze de mogelijkheid haar ideeën in de praktijk te brengen. De resultaten waren spectaculair. Haar methode (het montessorionderwijs) werd wereldbekend en in vele landen toegepast. Haar inzicht in en begrip voor kinderen, en haar ideeën om hen te helpen bij hun ontwikkeling tot gezonde, evenwichtige en kritische volwassenen zijn ook vandaag nog actueel en zinvol.
In 1915 bezoekt zij de Verenigde Staten. Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in San Francisco wordt een klaslokaal ingericht met een glazen wand, waarachter de toeschouwers met eigen ogen konden waarnemen hoe 21 voor de gelegenheid geselecteerde arme kinderen met de methode aan de slag gingen met dezelfde voor die tijd verrassende resultaten als in het “Casa dei Bambini”. Het maakte grote indruk op het publiek.
Na haar terugkeer uit de Verenigde Staten in 1916 vestigt dr. Montessori zich in Barcelona, waar ze bleef wonen tot 1936. Van 1924-1926 verbleef ze tussentijds in Italië.
In 1934 verbreekt Maria Montessori haar banden met Italië, omdat Mussolini wil ingrijpen in haar onderwijssysteem; met name zijn besluit om schooluniformen in te voeren kan Maria Montessori niet accepteren. Van de ene dag op de andere houdt het montessorionderwijs in Italië op te bestaan. Zij reist naar Engeland, waar het Vijfde Internationale Montessori Congres gehouden wordt. Hier spreekt zij voor het eerst over het voortgezet onderwijs, en lanceert het zogenoemde Erdkinder-plan.
In 1936 vestigt zij zich in Nederland, waar inmiddels het hoofdkwartier van de montessoribeweging is gevestigd. In Laren wordt een montessorischool geopend, waar Maria Montessori van plan was vijf maanden per jaar les te geven.
In oktober 1939 maakt ze met haar zoon een reis naar India die tot 1946 zou duren door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. In India geeft zij een groot aantal lezingen, georganiseerd door de theosofische vereniging. Ook geeft zij montessoricursussen en ontwikkelt ze ideeën die beschreven worden in “Door het kind naar een nieuwe wereld”.
In 1946 keert zij terug naar Nederland, waar zij in 1950 benoemd wordt tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en een eredoctoraat ontvangt van de Universiteit van Amsterdam.
Op 6 mei 1952 overlijdt zij, een paar maanden voor haar 82ste verjaardag. Maria Montessori ligt begraven in Noordwijk.
Montessori Onderwijs
"Help mij het zelf te doen"
Een kind is actief, niet passief. Activiteit is kenmerkend voor ‘leven’ en dus inherent aan het kind: het is nieuwsgierig, leergierig en van nature behept met de drang om te weten. Een kind wordt niet uitsluitend door de omgeving gevormd: ontwikkeling is een proces waaraan het kind zelf een onvervangbare bijdrage levert.
De slogan “help mij het zelf te doen” vervat de kern van het montessorionderwijs en de montessoriopvoeding. Het proces van ‘groot’ worden moet het kind zelf volbrengen: niemand kan dat voor hem of haar doen. Daarom is het volgens Montessori zo belangrijk dat het kind de vrijheid krijgt om zijn omgeving te ontdekken en de dingen zélf te doen die het zélf ook kan. Uitgangspunt is dat een kind een natuurlijke, noodzakelijke drang tot zelfontplooiing heeft. Opvoeding en onderwijs moeten onderkennen wat de behoeften van een kind op een gegeven moment zijn en daarop inspelen, door de juiste omgeving en materialen te bieden.
Haar ‘filosofie van de opvoeding’ is nadrukkelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Tijdens de eerste levensjaren is er een enorme energie en actiedrang in het kind aanwezig. Vanuit zichzelf wordt het gemotiveerd om zich te ontwikkelen, om te leren. Dat uit zich in een spontane belangstelling van kinderen. De onderwerpen van die belangstelling verschillen per kind en veranderen met verloop van een aantal fasen. Dit betekent dat kinderen kortere of langere perioden ontvankelijk zijn voor bepaalde leergebieden. Als het kind zich in zo’n ‘gevoelige periode’ bevindt, is het in staat op dat moment een functie zeer intensief te ontwikkelen. Het is de taak en de deskundigheid van de leerkracht om op deze gevoelige perioden adequaat te reageren, door het juiste materiaal in de juiste omgeving aan te bieden.
“De schepper”
In deze periode neemt het jonge kind (onbewust) informatie op uit zijn omgeving. Het ontwikkelt zich via zijn “absorberende geest”. Belangrijk is dat het kind veel indrukken en ervaringen kan opdoen. De innerlijke leider, natuurlijke spirituele onschuld en openheid voor de wereld moeten op een gezonde manier worden gevormd in dit stadium van gehechtheid aan ouders en anderen die van het kind houden. Indrukken die het kind onbewust opdoet, dringen door in zijn ‘innerlijke leven’. Het kind verandert hierdoor en het bouwt daarmee aan zijn persoonlijkheid. De omgeving moet in deze fase voldoende prikkels bieden dat het kind zich kan ontwikkelen. Het kind is dan al in staat om elementen uit zijn omgeving te selecteren waardoor het functies als praten, lopen, waarnemen, voelen zelfstandig kan ontwikkelen. Die specifieke gerichtheid op bepaalde aspecten uit de omgeving staat voor een ‘gevoelige periode’ van het kind. In deze periode wil het kind geheel vanuit zichzelf bepaalde functies ontwikkelen. De taak van de ouders en opvoeders is om het kind voldoende indrukken en ervaringen aan te bieden. De ontwikkelingspsychologie laat zien dat deze vroege jaren in de relatie tussen de jonggeborenen en de wereld om hen heen een groot verschil maken in het latere leven. Het opvoeden van kinderen in een omgeving die de ontwikkeling van echte autonomie stimuleert, zelfs als het kind nog volledig afhankelijk is van de ouders of verzorgers, vereist luister- en observatievaardigheden en een voorbereide omgeving.
“De werker”
De leeftijdsgroep 3 tot en met 6 jaar noemt Montessori “De bouwer van de mensheid”. Dit is de periode waarin kinderen bewust indrukken opdoen. Het is de ‘gevoelige periode’ voor zintuiglijke ervaringen, waarnemingen in de omgeving, het leren van woorden en oefeningen uit het dagelijkse leven. Het kind wil nu zelf handelen en heeft aandacht voor het precieze verloop van handelingen. Het herhaalt met plezier vele malen de aangeleerde handelingen vanuit een innerlijke behoefte deze te oefenen. Van groot belang is een goed voorbereide omgeving waarin het kind aan zijn behoefte tot ontwikkeling kan en mag voldoen. De montessori onderbouw op de basisschool is ingericht om actief deze vorm van ontwikkeling te ondersteunen. Zo leren kleuters in de montessori onderbouw al lezen en rekenen met speciaal daarvoor ontwikkelde montessorimaterialen.
“De onderzoeker”
De leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar noemt Montessori “de onderzoeker”. In deze periode veranderen de behoeften van de kinderen. Zij willen zich nu aansluiten bij anderen en vooral gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels groeit. Ze zijn in de gevoelige periode voor het verzamelen van kennis. De intrinsieke motivatie om te leren wordt moeiteloos gestimuleerd en zelfregulering is een mentaliteit die voor het jonge kind vanzelfsprekend is. De volwassene moet voorzichtig te werk gaan om een omgeving van groei en stimulatie te creëren, zonder het verlangen om de wereld om zich heen te verkennen in de weg te staan.
“De wetenschapper”
De leeftijdsgroep van 9 tot 12 jaar noemt Montessori “de wetenschapper”. Het kind gaat verbanden zien tussen feiten waarmee het in aanraking komt en bouwt zo een wereldbeeld op. Het denkt na over de plaats van de mens in die wereld en wil inzicht krijgen in de cultuur waarin het leeft. Ze zijn in de gevoelige periode voor het opnemen van kennis en het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Het is een periode waarin kinderen creatief zijn en graag redeneren. Montessori vindt het belangrijk dat kennis en maatschappelijke en sociale ervaringen tegelijkertijd worden verworven. Wij noemen dat tegenwoordig het leren omgaan met normen en waarden. Hier ligt de basis voor de maatschappelijke vorming.
“De organisator”
In de leeftijdsgroep van 12 tot 15 jaar groeit de jonge tiener langzaam uit tot wat Montessori “de sociale organisator” noemt. Tieners zijn voortdurend met elkaar in discussie en ze redeneren over allerlei onderwerpen. Ze verkennen grenzen en vertonen soms roekeloos gedrag. Tieners willen grotere verantwoordelijkheid dragen, maar dat past nog niet altijd bij de ontwikkeling van hun brein. Voor de buitenwereld lijkt het erop dat nogal wat kinderen in deze fase minder interesse lijken te hebben in leren om het leren. Vrienden, sociale ontwikkeling en het zetten van de eerste ongeleide stappen in de grote wereld vragen een aanzienlijke hoeveelheid aandacht van de jongere. In toenemende mate ontwikkelen ze sociaal gedrag en raken zij beter in staat om zich in anderen te verplaatsen. De focus in het curriculum op een voortgezet montessorischool verschuift naar zelfstandig, gepersonaliseerd leren in combinatie met sociaal leren. De rol van de leraar is een inspirator, coach, waarnemer en onderwijsontwerper om de omgeving te creëren waarin de leerling kan gedijen.
“De maatschappelijk betrokkene”
De leeftijdsgroep van 15 tot 18 jaar noemt Montessori “de maatschappelijk betrokkene”. De jongvolwassene verwerft kennis en vaardigheden waarmee zij in hun studie of hun werk en in de samenleving goed functioneren. Er wordt nagedacht over carrières, de oriëntatie wordt verkend en capaciteiten en talenten worden verder onderzocht. Keuzes worden gemaakt en experimenten, soms onbewust, ontworpen door de adolescent om te zien hoe de wereld voor hem of haar werkt. In deze leerperiode hebben ze de ruimte om te onderzoeken met hoofd, hart en handen en krijgen zij de mogelijkheid in hun eigen tempo verder te leren. Het is tijd om de eigen plek in de wereld te vinden en in te nemen. Deze gevoelige periode is, mits goed begeleid, een echte kans om een poging te wagen om een betere wereld te creëren dan de wereld waarin ze zijn opgegroeid.